In juli 2023 is het vijftien jaar geleden dat ik samen met reisgenoot A. de Laugavegur liep, volgens velen de mooiste lange-afstandswandelroute van IJsland. Een goede reden voor een terugblik op die epische tocht. Geïllustreerd met foto’s gemaakt met mijn toenmalige IXUS850-camera. Die maakte eigenlijk best aardige plaatjes, maar in het buitenaardse landschap tussen Landmannalaugar en Þórsmörk is dat ook niet zo moeilijk.
28 juli 2008: Landmannalaugar – Hraftinusker (10,3 kilometer)
In de dagen voorafgaand aan ons wandelavontuur is er in Reykjavik een hittegolf. In IJsland wil dat zeggen: temperaturen tot een graad of 25. Aangenaam zomerweer dus.
Maar tijdens onze busrit naar het binnenland slaat het weer om. Donkere wolken doemen op boven het woeste landschap. En als we in Landmannalaugar uit de bus stappen komt de regen met bakken uit de hemel.
Landmannalaugar is eigenlijk niet meer dan een veredelde camping. Weinig mogelijkheden om af te wachten of het misschien wat droger wil worden. Bovendien: we moeten eigenlijk wel aan de trek beginnen want we hebben een reservering voor de hut in Hraftinusker, een kleine 500 meter bergopwaarts. Met de moed der wanhoop beginnen we toch maar te lopen.
Op de Laugavegur zijn geen winkels dus we hebben eten voor vier dagen bij ons. Daar zit lichtgewicht astronautenvoedsel bij, aan te lengen met water. Maar omdat we onszelf daarop geen 55 kilometer door de bergen zien lopen, sjouwen we ook brood, kaas, muesli, pasta, wat blikjes, fruit en energy bars mee. Hoe andere wandelaars het voor elkaar krijgen alles in een rugzak te proppen weet ik niet, maar ik heb naast mijn rugzak ook nog een schoudertas en een plastic tasje van supermarktketen Bonus. En A. heeft zelfs twee rugzakken, waarvan er een voor zijn buik hangt en zijn zicht op het pad belemmert.
Klimmen
Deze eerste dag moet er veel geklommen worden. Daar krijgen we het erg warm van, wat een schril contrast vormt met de ijskoude wind die intussen ook nog is gaan waaien. Van een eerder bezoek aan Landmannalaugar weten we dat de bergen bizar bont gekleurd zijn maar door de omstandigheden lukt het niet echt om daarvan te genieten.
We passeren Stórihver, een gebied met kokende modderpoelen; de naam Laugavegur (warmebronnenweg) deed ons al vermoeden dat we die tegen zouden komen. Maar ook hier blijven we minder lang stilstaan dan we op een mooie dag zouden doen.
Als we verder omhoog klimmen komt er ook steeds meer sneeuw op en om het pad. De winter is hier, zelfs eind juli, niet ver weg. We passeren een monumentje voor een wandelaar die een paar jaar eerder in een blizzard is omgekomen, op een steenworp afstand van de hut. Okee, dat was eind juni, een paar weken eerder in het seizoen, maar op een dag als vandaag is zo’n drama goed in te beelden.
Ons zicht wordt steeds beperkter want het is ook nog mistig geworden. Plotseling staan we voor de hut van de Ferðafélag Íslands; we waren er bijna voorbij gelopen. Binnen is het warm en droog. Of nou ja, droog… de luchtvochtigheid is door alle natte kledij en rugzakken tamelijk hoog.
We rollen onze slaapzakken uit op de propvolle zolder van de hut. En we bespreken de mogelijkheden voor morgen. We kunnen terugkeren naar Landmannalaugar. Met dit weer is er immers niet veel aan. Maar ja, we hebben wel hutten gereserveerd en betaald voor de komende dagen. Enfin, eerst maar eens kijken hoe de instant-chili con carne smaakt.
29 juli 2008: Hraftinusker – Alftavatn (11,3 kilometer)
Als we de volgende ochtend wakker worden blijkt het weer opnieuw te zijn omgeslagen. En nu de goede kant op: de zon schijnt en de wind is gaan liggen. Dat geeft ons de kans de spullen te drogen die ondanks de voorzorgen toch wat vochtig geworden zijn.
We kunnen nu vele kilometers ver kijken en zien ineens in wat voor bijzondere omgeving we zijn. Een roodbruine hoogvlakte, doorsneden door kloven, met weinig begroeiing maar wel veel sneeuwvelden. En overal liggen glimmende zwarte stenen: obsidiaan.
De ontberingen van de vorige dag zijn snel vergeten. Het weer is ineens geen vijand meer maar een vriend. De route, aangegeven met stokken en steenmannetjes, is goed te volgen.
Lopen met bepakking blijft een tikje zwaar maar er hoeft vandaag niet zoveel geklommen te worden. We hebben nu ook meer oog voor het landschap dat bij deze weersomstandigheden toch meer tot zijn recht komt. En wat een kleuren: in de dalen komt hier en daar wat felgroen korstmos voor; berghellingen zijn soms bijna paars.
Afdaling
Na een paar uur banjeren over de hoogvlakte volgt er een steile afdaling. Hier is het landschap plotseling veel groener door een overvloed aan gras en mos. Ook groeien er veel pluizige witte bloemetjes.
We bereiken Alftavatn: een nederzetting bestaande uit twee hutten en een heleboel tentjes, geleden in een groene weide aan een meer tussen de bergen. We zijn alweer halverwege de Laugavegur.
Deze slaapplaats lijkt iets meer privacy te bieden dan de vorige. In plaats van één grote ruimte waar iedereen naast elkaar ligt zijn hier stapelbedden. Daar ligt weliswaar geen matras in maar ze zijn ongeveer een meter breed, wat inmiddels voelt als luxe. Tot we doorkrijgen dat het tweepersoonsbedden zijn en dat ik die ene meter dus moet delen met A.
30 juli 2008: Alftavatn – Emstrur (16,2 kilometer)
Het wordt eind juli nog steeds niet helemaal donker hier, zo dicht bij de poolcirkel. Gelukkig heb ik mijn slaapmasker bij me dus het licht houdt me niet uit mijn slaap. De snurkers om me heen doen dat helaas wel.
Sommige wandelaars maken van het nachtelijke daglicht gebruik door om drie uur al op te staan en aan de volgende etappe te beginnen. Ze ontlopen daarmee de drukte. Het aantal wandelaars op deze route is weliswaar niet zo heel groot: niet meer dan honderd. Maar in dit landschap voelt het toch als een menigte. En vooral de groep Engelse tieners, die de tocht maakt onder begeleiding van officieren van de Royal Navy, is vaak een paar dalen verderop nog te horen.
Wij proberen op onze krappe slaapplaats toch maar een uur of acht slaap te pakken. Na het ontbijt gaan we op pad, door een aanvankelijk vrij groen landschap, met nog steeds veel mos en gras.
Riviertjes
We moeten vandaag ook een aantal riviertjes oversteken. In sommige gevallen is er een brug, maar bij een aantal stroompjes zit er niets anders op dan de bergschoenen uit te trekken en naar de overkant te waden. Het water is ijskoud; niet vreemd want het komt direct van de gletsjers af. Diep zijn deze riviertjes niet maar het water heeft erg veel kracht. En eigenlijk was het handig geweest als ik in mijn propvolle rugzak toch ook nog een paar sandalen had gestopt.
Bij het doorkruisen van een van de riviertje belandt een van de rugzakken van reisgenoot A. in het snelstromende water. Gelukkig weet een medewandelaar de rugzak honderd meter verder uit het water te vissen want anders hadden we een deel van onze voorraden moeten missen. Nu blijft de schade beperkt tot wat natte kleren en een doorweekte Lonely Planet.
Woestijn
Na enige tijd wordt de begroeiing steeds spaarzamer. Voor ons ontvouwt zich een soort grindwoestijn: een vlakte met grijs en bruin zand en kiezels, met hier en daar een plukje ijzersterke wit-roze bloemetjes. De berghellingen in de omgeving zijn opvallend genoeg juist weer tamelijk groen. De blauwe lucht erboven maakt het plaatje compleet.
Aan het eind van de middag arriveren we in Emstrur. Ook dat is slechts een zeer bescheiden nederzetting: een paar hutten, een IJslandse vlag en een veldje met tentjes, gelegen in een pokdalig bruin landschap met op de achtergrond de reusachtige Mýrdalsjökull-gletsjer.
31 juli 2008: Emstrur – Þórsmörk (16,2 kilometer)
In de hut van Emstrur liggen flyers waarin de autoriteiten waarschuwen voor een mogelijke uitbarsting van de Katla. De laatste uitbarsting van die vulkaan, verborgen onder de Mýrdalsjökull, was in 1918. Statistisch gezien wordt het weer tijd, en de laatste jaren is de Katla enigszins aan het rommelen. Mocht het tot een uitbarsting komen dan wordt aangeraden halverwege de hellingen te schuilen. Op de bergtoppen en hoogvlakten dreigt het gevaar van blikseminslagen, in de dalen kunnen zich giftige gassen ophopen of vloedstromen alles op hun pad wegvagen.
Een vulkaanuitbarsting, op veilige afstand, zou ons Laugavegur-avontuur wel compleet maken. Maar de Katla houdt zich vandaag koest. Wel zijn er wat meer wolken dan de twee voorgaande dagen maar het blijft droog. En de vergezichten zijn weer adembenemend. Omdat we het meeste eten intussen opgegeten hebben zijn de rugzakken een stuk lichter dan op de eerste dag en dat loopt toch prettiger.
Er moet vandaag wel wat meer geklauterd worden. Hier en daar zijn zelfs touwen bevestigd als ondersteuning bij het afdalen. Ook zijn er wat smalle bruggetjes over diepe kloven.
Vlak voor Þórsmörk staat ons nog de grootste uitdaging van de reis te wachten. We moeten opnieuw een rivier doorkruisen. Maar deze keer is het te doorwaden gebied wel een meter of honderd breed, met verschillende geulen waarvan sommige nog net weer wat dieper zijn dan we gewend waren. Ook is hier niet duidelijk wat nou de beste route is. We worden uiteindelijk gered door de Royal Navy: een van de officieren gidst ons er door heen met het schreeuwen van aanwijzingen: “Walk sideways! Face upstream!”.
Bos
Aan de andere kant van de rivier wacht ons een on-IJslands landschap: een bos. Met struiken en niet al te hoge berken, maar toch: een bos. Het zijn de eerste bomen die we zien sinds ons vertrek uit Reykjavik.
Vanuit onze hut kijken we uit over een nog bredere riviervlakte. Aan de andere kant loopt het pad omhoog naar de Fimvorduhals-pas. Dat pad hoort officieel niet meer bij de Laugavegur maar voor veel wandelaars is het een logisch vervolg. Ook wij hebben een reservering voor de hut bij de pas. Vanaf dat onderkomen is het nog een dagwandeling bergafwaarts naar Skogar aan de zuidkust. Maar als we vanuit het dal omhoog kijken wordt het ons zwaar te moede. De vier dagen Laugavegur hebben hun tol geëist. En bovendien is de weersverwachting niet al te best.
We besluiten van het avontuur af te zien. Het is mooi geweest. Het laatste stukje van die geplande route lopen we een paar dagen later vanuit Skogar. Bij inderdaad niet al te best weer blijkt de route, langs tientallen watervallen, zeer fraai te zijn. Maar goed, die Fimvorduhals-pas, dat moet dan maar een andere keer.