Kattenfotografie: gestolde snoezigheid
Kattenfotografie is geen officiële bedrijfsactiviteit van 3Develop (om het woord core business maar eens te vermijden). Maar toch: als ik zo’n eigenwijs beest zie krijg ik al snel de neiging mijn camera te pakken. Ik treed daarmee in de voetsporen van mijn vader (Willem Blok, 1921-2006) voor wie katten, en dieren in het algemeen, ook een favoriet foto-onderwerp waren.
En zoals we allemaal weten zijn katten de baas op internet, dus wijd ik maar eens een blogpost aan het fotograferen van katten. Met nuttige tips die overigens ook allemaal van toepassing zijn op het foto’s maken van kleine kinderen.
Camera-instellingen
De firma Nikon heeft al uitgebreid nagedacht over de juiste instellingen. Op mijn d5100 zit een scene mode genaamd pet portrait. Voor wie een andere camera heeft: dit zijn de belangrijkste instellingen die daarbij horen:
– een groot diafragma (f3,5). Dat gaat samen met een kortere sluitertijd en die heb je wel nodig met dat speelse grut. Een bijkomend voordeel is de kleine scherptediepte, wat altijd wel mooi is bij portretten: je krijgt, als het meezit, de kat scherp en de achtergrond vaag.
– de autofocus op AF-A (automatische servo). De camera switcht automatisch tussen enkelvoudige servo-autofocus voor stilstaande objecten en continu servo-autofocus voor bewegende onderwerpen. Een kat zit uiteraard zelden stil en om die reden is handmatig scherpstellen onbegonnen werk. Tenzij het om een slapende kat gaat; dat komt ook vaak voor maar levert niet altijd de meest dynamische foto’s op.
– de release mode op continuous. Ook wel bekend als de sportstand. Als je de sluiterknop ingedrukt houdt blijft de camera foto’s maken.
Rode en blauwe ogen
Wanneer nodig zet pet portrait de flits aan, maar dat is eigenlijk niet altijd een goed idee. De rode ogen die dat vaak veroorzaakt moeten dan weer met Photoshop (of andere software) worden weggewerkt. Maar de blauwe ogen van ragdoll Pip hierboven zijn vrij lastig te reconstrueren. Fotograferen in een ruimte met genoeg daglicht is daarom het beste.
More is more
Sinds we, door de komst van de digitale fotografie, niet meer beperkt zijn tot 36 foto’s per rolletje, is het maken van goede kattenfoto’s een stuk eenvoudiger geworden. Maak een heleboel foto’s en wees erop voorbereid daarvan minstens de helft bij de eerste selectie weg te gooien. Van Pip’s huisgenoot Loesje, hieronder geportretteerd, maakte ik in een half uur tijd zo’n 180 foto’s. Het uitzoeken welke shots het beste waren nam meer tijd in beslag.
Laag bij de grond
De belangrijkste tip die ik verder kan geven: neem foto’s op de ooghoogte van de kat. En aangezien de ooghoogte bij katten zelden hoger is dan een centimeter of twintig komt dat advies vaak neer op: plat op de buik. Tenzij de kat bereid is plaats te nemen op zijn krabpaal of een ander hoog punt natuurlijk.
Assistentie
Katten hebben de neiging zo gauw ze een camera zien aan de lens te gaan snuffelen en dat levert natuurlijk zelden goeie foto’s op. Vaak gaat de nieuwigheid er na enkele minuten wel af. En anders zit er niets anders op dan een assistent in te schakelen die het beest afleidt met touwtjes, speelgoedmuizen of andere speeltjes. Een kattensnoepje kan natuurlijk ook wonderen doen.
Omgeving
Nog een laatste tip: let op de achtergrond en de omgeving. Een rommelige omgeving is niet erg maar het moet wel functioneel zijn: een kat omringd door zijn favoriete nepmuizen bijvoorbeeld. Kies anders voor een rustige omgeving. De onderstaande foto van Loesje vind ik mooi omdat de achtergrond dezelfde tinten heeft als de poezenvacht waardoor de blauwe ogen des te beter uitkomen.