Is er echt geen Planeet B?
De zoektocht naar Planeet B is een vaak gebruikt thema in de sciencefiction. Een nieuwe Aarde, omdat de oude, meestal door menselijk toedoen, onbewoonbaar dreigt te worden. Soms is het idee luchtig uitgewerkt, zoals bij de onvolprezen VPRO-serie Missie Aarde, waarin Nederland het voortouw neemt omdat het dankzij de dijken als enige land niet onder water staat. Soms is het ook bloedserieus, zoals bij de film Interstellar, waarin droogte, stofstormen en misoogsten de behoefte aan een nieuwe wereld nijpend maken.
Reservewereld
Als je bedenkt hoeveel moeite het kost om een paar astronauten in een baan om de Aarde te krijgen, vraag je je af hoe je miljarden mensen naar een andere planeet zou moeten brengen. Maar een nog belangrijker vraag is: hoe groot is de kans ergens zo’n reservewereld aan te treffen?
De gemiddelde milieu-activist heeft er weinig fiducie in; bij iedere klimaatmars worden bordjes meegedragen met variaties op de leus There is no Planet B. De Partij voor de Dieren heeft er zelfs haar campagneslogan van gemaakt: Plan B – omdat er geen Planeet B is. Maar is dat echt zo? Kunnen we echt nergens naar toe als het ons hier te heet onder de voeten wordt? Laten we de mogelijkheden eens verkennen.
Planeten rond de zon
We kijken eerst rond in ons eigen kosmische buurtje: het zonnestelsel. Van de zeven planeten die, net als de Aarde, om de Zon draaien, is Mars verreweg het meest comfortabel. Het is niet voor niets dat Elon Musk er heen wil. Je hebt er vaste grond onder de voeten, in tegenstelling tot op de gasreuzen Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus. Je wordt er niet levend geroosterd zoals aan de zonzijde van Mercurius. En je wordt er niet platgedrukt zoals in de belachelijk dichte atmosfeer van Venus.
Maar het comfort van Mars is relatief. Een enkele keer wil de temperatuur wel eens boven het vriespunt uitkomen, maar meestal is het veel kouder, tot -140 C aan toe. De atmosfeer is flinterdun en bovendien niet geschikt voor menselijke longen. En dan heb ik het nog niet eens over de stofstormen en de kosmische straling.
Er zijn op Mars prachtige woestijnlandschappen met spectaculaire vulkanen, kraters en kloven. Maar we zullen die schoonheid alleen kunnen zien door het vizier van een ruimtehelm of de voorruit van een terreinwagen.
Terraformen
Is er niets te doen aan die minpuntjes van Mars? Jazeker, en dan komt een ander veelgebruikt thema uit de sciencefiction om de hoek kijken. Terraforming, het zodanig aanpassen van een planeet dat Aards leven er kan gedijen.
Dat terraforming in principe mogelijk is, zijn we momenteel aan het bewijzen. In enkele eeuwen tijd de temperatuur op Aarde een paar graden verhogen, dat is best een prestatie, zeker als je bedenkt dat het per ongeluk gebeurt. We doen er niet eens ons best voor.
Zoiets is natuurlijk ook op Mars mogelijk. Benodigdheden: een flinke hoeveelheid broeikasgassen, erg veel geduld en misschien wat van elders te importeren water en stikstof. Het resultaat: een hogere temperatuur en een dichtere atmosfeer die geschikt is voor plantengroei en uiteindelijk ook voor mensen en andere diersoorten.
Verwacht geen tropische oerwouden want Mars is een stuk verder van de Zon dan de Aarde. Maar een soort kruising tussen IJsland en Tibet met hier en daar een toefje Cornwall, dat moet haalbaar zijn. Ik zou er meteen naar toe willen.
Het is alleen wel een project voor de zeer lange termijn, met heel veel onzekerheden. Voor je Mars hebt omgetoverd in een dependance van de Aarde ben je zo een paar eeuwen, of millennia, verder.
Size matters
En zelfs als je Mars met een druk op de knop in een oogwenk zou kunnen terraformen (Arnold Schwarzenegger doet zoiets in Total Recall) is er nog een ongemakkelijke waarheid: Mars is een stuk kleiner dan onze thuisplaneet. Het is een flinke lap onroerend goed maar als we ons hele hebben en houwen er naar toe verhuizen wordt het toch wat krap.
Venus, die andere naaste buurplaneet, is een stuk groter; bijna net zo groot als de Aarde zelfs. Maar het terraformen van Venus, met zijn oppervlaktetemperatuur van 462 °C en zijn regens van zwavelzuur, is nog wel een tikje ingewikkelder dan van Mars.
Er zijn, als je een optimistische bril op zet (en dat doe ik graag), nog een paar terraformingskandidaten in ons Zonnestelsel. De Jupitermanen Ganymedes en Callisto bijvoorbeeld of de Saturnusmaan Titan en misschien zelfs onze eigen Maan. Maar dat zijn allemaal, net als Mars, dreumesen van werelden. Het zullen eerder exotische vakantiebestemmingen worden dan tweede Aardes. En we hebben het dan wel over dromen voor de zeer, zeer verre toekomst.
Kortom: de Dieren hebben gelijk, er is geen Planeet B in ons Zonnestelsel, althans niet nu en niet in de komende paar eeuwen.
Exoplaneten
En als we iets verder weg kijken, naar planeten bij andere sterren? Daar zijn er immers veel meer van dan acht. Sinds 1991 zijn er al bijna 4500 zogeheten exoplaneten ontdekt. En dat is pas het topje van een hele grote ijsberg. Aangezien veel, zo niet alle sterren wel iets van een planetenstelsel lijken te hebben loopt het aantal werelden, alleen al in onze Melkweg, in de honderden miljarden. Daar zal toch wel een Planeet B tussen zitten?
Verreweg de meeste kandidaten zijn echter te groot, te klein, te heet, te koud, te licht of te zwaar. Of ze krijgen van hun ster een voortdurend bombardement van dodelijke straling voor hun kiezen. Of ze ontberen een fatsoenlijke hoeveelheid water. Of ze hebben een dampkring waarin wij, atmosferische fijnproevers die we zijn, niet kunnen ademen.
Maar het is niet ondenkbaar dat er tussen al die miljarden planeten een paar zijn waar je in vrijetijdskleding uit je ruimteschip kunt stappen. Waar heldere bergbeekjes stromen, waar een zacht windje zoete geuren aanvoert en waar exotische maar ongevaarlijke levensvormen rustgevende geluiden produceren.
Lichtsnelheid
De vraag is alleen: hoe bereik je zo’n paradijsje? Want de afstanden binnen ons zonnestelsel zijn al om gek van te worden, maar daarbuiten worden ze pas echt onvoorstelbaar. En zo goed als onoverbrugbaar. Zelfs het licht doet er vier jaar over om de dichtstbijzijnde ster te bereiken. En onze allersnelste ruimteschepen gaan tienduizend keer langzamer dan het licht.
Ooit komen er vast wel schepen die een stuk sneller kunnen. Maar de lichtsnelheid lijkt toch wel een keiharde grens te zijn. Reken niet op een warpdrive die van de Melkweg zoiets bereisbaars maakt als de Griekse eilanden.
Met andere woorden: ook hier is de conclusie duidelijk. We hebben geen Planeet B waar we naar toe kunnen.
Kleinkinderen
Laten we dus als de sodemieter bomen gaan planten, steden vergroenen, slimmer reizen, beter bouwen, duurzamer energie opwekken, veganistische kipkluifjes ontwikkelen. Alles wat kan helpen om planeet A mooi te houden. Whatever it takes. Zodat onze spreekwoordelijke kleinkinderen er over honderd jaar ook nog wat aan hebben.
Problemen op Aarde
Moeten we dus de rest van het heelal links laten liggen? Moeten we eerst alle problemen op Aarde oplossen voor we mensen of robotkarretjes naar Mars sturen? Nee, dat is net zoiets als: eerst alle problemen in Rotterdam oplossen voor we naar Dordrecht gaan.
Als je je huis aan het repareren bent is het goed af en toe een ommetje door de buurt te maken. Voor het avontuur, voor de uitdaging en voor de wetenschap.
Op Mars kunnen we erachter komen hoe uniek het Aardse leven werkelijk is. Van Venus kunnen we leren hoe het er uit ziet als een broeikaseffect echt uit de hand loopt. Op de manen van Jupiter zullen we iets tegenkomen waar we ons nu nog geen voorstelling kunnen maken. En als dat terraformen zo lang duurt moeten we natuurlijk ook niet al te lang wachten om er mee te beginnen.
De bottom line is: er valt heel veel te ontdekken in de kosmos. Maar een Planeet B, een kant-en-klare nieuwe wereld om heen te verhuizen zal er niet bij zijn.