Door mijn tiendaagse veldtocht door Engeland is het werk aan blog, twitter en andere websites even stilgevallen. Soms is het goed eens even vakantie te nemen van al die sociale media. Maar tijdens zo’n reis kan ik het niet laten met een architectenoog te kijken naar de dingen om me heen. Zoals naar de kleuren en materialen die kenmerkend zijn voor bepaalde steden. St.Ives bijvoorbeeld, een populaire toeristenbestemming in Cornwall, is vrijwel helemaal aangekleed met slechts drie materialen. Bruinige stenen, wit pleisterwerk en grijze (soms wat groen uitgeslagen) leien, vrij willekeurig door elkaar heen gebruikt. Dat geeft er een mooie eenheid aan die prettig aandoet. Hoewel zo’n haventje en de bijna mediterrane zee natuurlijk ook wel helpt.
Bath-steen
In Bath zijn ze nog verder gegaan; daar is de hele stad optrokken uit slechts één materiaal: gelige kalksteen. Nou ja, de daken niet natuurlijk maar dat valt nauwelijks op. Ook bij nieuwe gebouwen wordt het materiaal nog steeds gebruikt, al schijnt dat vaak alleen het buitenste laagje te zijn. Ook hier levert het een mooi uniform stadsbeeld op.
Extreme variatie
Het vlakbij gelegen Bristol daarentegen is een potpourri van talloze verschillende kleuren, materialen en stijlen. Het lijkt Rotterdam wel, al is hier de hele haven opgedoekt en overgenomen door recreatie, horeca en andere leuke dingen. Op een aantal plaatsen is de variatie zo extreem dat ieder pand een andere kleur heeft, wat Bristol het Reykjavik van Engeland maakt.
Consequent
Wat is er nu mooier: een kleur, drie kleuren of 256 miljoen kleuren? De conclusie is misschien wel dat het allemaal kan. Als het maar een beetje consequent toegepast wordt.