Twee jaar in Berlijn
Begin maart was ik, samen met reisgenoot I., een klein weekje op stedentrip in Berlijn. Precies tachtig jaar eerder was mijn vader, Willem Blok, er ook maar dan voor een heel wat langere periode. En hij was er niet voor de lol en al helemaal niet vrijwillig. Hij was namelijk een van de miljoenen dwangarbeiders die door de nazi’s uit de bezette gebieden gehaald werden om in Duitsland de oorlogseconomie draaiende te houden.
Ons bezoek was een goede gelegenheid om een aantal plaatsen te bezoeken waar Willem, tussen 1943 en 1945, gewoond en gewerkt heeft. Ik heb daarbij dankbaar gebruik gemaakt van zijn memoires, getiteld van telraam tot rekenmachine. Daarin beschrijft hij zijn herinneringen aan school en werk en dus ook aan de Berlijnse jaren.
De meeste van zijn woon- en werkplekken zijn in die tachtig jaar onherkenbaar veranderd. Met uitzondering van het barakkenlager waar hij in 1945 de val van Berlijn meemaakte.
Arbeitseinsatz
Op 17 mei 1943 komt er een Duitse officier op bezoek op het kantoor waar Willem werkt. Een van de werknemers moet, in het kader van de Arbeitseinsatz, naar Duitsland om daar te gaan werken. De twee collega’s, die allebei een gezin hebben, kijken nadrukkelijk naar Willem, die nog vrijgezel is. En dus zit er weinig anders op dan voorbereidingen te gaan treffen voor de reis naar Berlijn. Het enige alternatief is onderduiken en dat is, voorzichtig uitgedrukt, niet zonder gevaar voor jezelf en je familie. En je moet dan natuurlijk in de eerste plaats ook een adres hebben om onder te duiken.
Een paar dagen later al vertrekt Willem, samen met andere geronselden, in een goederenwagon vanaf het Maasstation. 22 jaar oud, zittend op zijn houten koffer die door een vriend in elkaar gezet is.
Net over de grens bij Bad Bentheim krijgen de dwangarbeiders hun eerste Duitse maaltijd en een toespraak van een nazi over de zegeningen van het Duitse rijk. Via Osnabrück, op dat moment al zwaar beschadigd, gaat de reis naar Hannover. Daar mogen Willem en zijn lotgenoten een paar uur de stad in en komen ze zelfs in een bierkeller terecht.
(in rood de bankfilialen, in oranje de woonplekken; meeste locaties bij benadering)
Commerzbank
Na een nachtelijke treinrit arriveert Willem bij het doorgangskamp Rehbrücke bij Potsdam. Het eten daar is ronduit slecht en de dwangarbeiders moeten slapen op houten banken. Drie dagen later worden Willem en een andere Hollander opgehaald door iemand van de Commerzbank, een van de grootste banken van Duitsland. En dat blijkt een geluk bij een ongeluk te zijn. Want in plaats van in een fabriek te moeten werken kan hij ongeveer hetzelfde werk doen als thuis. Hij komt terecht op het filiaal aan de Alt Moabit, een straat in de buurt van de Reichstag.
Nog een meevaller is dat de bank best goed voor zijn buitenlandse werknemers zorgt. Ze worden gehuisvest in een leeg kantoor bij de Jannowitzbrücke, op de hoek van de Alexanderstrasse en de Spreeufer. Men heeft zelfs zijn best gedaan het leuk in te richten. Het enige ongemak van dit pand is de S-Bahn die er op een paar meter afstand voorbij dendert. De bewoners hebben er een eigen keuken maar meestal gaan ze eten op het hoofdkantoor van de Commerzbank aan de Behrenstrasse. Als ik mijn vaders autobiografie mag geloven is het eten daar echt goed.
Zomer 1943
Die eerste zomer is het leven naar omstandigheden redelijk. Bombardementen zijn schaars omdat de Engelse vliegtuigen Berlijn nog niet kunnen bereiken. Willem en zijn kameraden gaan naar het café, naar een cabaretvoorstelling en een voetbalwedstrijd en ze zonnen op een platje aan de Spree. Er is zelfs tijd voor sighseeing: een rondrit met de S-Bahn om de stad en een bezoek aan Potsdam.
Ook het werk op kantoor valt alleszins mee. Willem houdt de dagmutaties bij op het “Kasse und Ubertragsmemorial”, een kolossale schrijfmachine. Sommige van de collega’s zijn overtuigde nazi’s, anderen zijn dat niet maar lopen daar, begrijpelijk, niet al te zeer mee te koop. De sfeer op het kantoor is, ondanks die verschillen, goed te noemen.
Op 31 augustus maakt mijn vader voor het eerst een bombardement mee. Hij schuilt onder de Jannowitzbrücke en ziet, naar eigen zeggen, “een prachtig vuurwerk”. In de daaropvolgende maanden worden de luchtaanvallen steeds heviger. Eind 1943 wordt het filiaal aan de Alt Moabit bij een nachtelijk bombardement verwoest, waarna Willem tijdelijk op een bijkantoor aan de Chausseestrasse komt te werken.
Verhuizing
Begin 1944 moeten mijn vader en zijn huisgenoten het woonverblijf aan de Spreeufer verlaten. Ze worden een paar straten verderop, aan de overkant van de Spree, gehuisvest in de Neue Jacobstrasse. Maar dit onderkomen is stukken minder comfortabel dan het eerste. En opvallend genoeg botert het niet erg tussen de Nederlanders en de Belgen die ook in het pand verblijven. Er is nog wel een keuken waar regelmatig pannenkoeken gebakken worden en erwtensoep wordt bereid. En er is nog altijd gelegenheid voor uitstapjes op de vrije zondag: de Wannsee, Fürstenwalde, Spandau. Allemaal wel binnen de grenzen van Berlijn; verder weg mogen de dwangarbeiders niet komen.
Willem heeft vaak Luftschutzwache in het kantoor aan de Spittelmarkt in het centrum of in de Tauentzienstrasse, vlakbij de Gedächtniskirche. In zo’n kantoor is het gerieflijker dan in het lager; men kan er zitten en er is radio, aldus mijn vader in zijn memoires.
Ondertussen werkt Willem weer op zijn oude werkplek, of liever gezegd in de buurt daarvan. De bank heeft een noodfiliaal geopend in het leegstaande café Kriminalgericht, tegenover het verwoeste kantoor. Elke dag moeten met een trekwagen de benodigde bescheiden worden opgehaald uit de kluis die het bombardement had overleefd; ‘s avonds moeten die papieren uiteraard weer terug die kluis in. In die kluis mag Willem ook boeken en foto’s bewaren; die zijn na de oorlog nog naar hem opgestuurd.
Terug naar Berlijn
Mijn vader is in 1991 teruggegaan naar Berlijn om de plekken te bezoeken waar hij gewoond en gewerkt heeft. Maar hij zal weinig herkenbaars aangetroffen hebben. Op de plek van zijn eerste onderkomen aan de Spreeufer is nu een grotendeels leeg terrein met alleen een lelijk kantoorgebouw. De Jannowitzbrücke was wellicht toch niet de beste plek om te schuilen want die is uiteindelijk verwoest en in de jaren vijftig herbouwd. En aan de Neue Jacobstrasse staan naoorlogse woongebouwen in DDR-stijl.
Aan de Alt Moabit zijn nog wel een paar vooroorlogse gebouwen blijven staan. Maar waar het bankfiliaal, en het noodfiliaal in het café waren heb ik niet kunnen achterhalen.
Grimmig
Na de geallieerde invasie in Normandie, op 6 juni 1944, wordt de sfeer in de stad steeds grimmiger. De geallieerde bombardementen nemen in aantal en hevigheid toe. Op een zekere zondag zijn daar, zo wordt gezegd, 1500 vliegtuigen bij betrokken. Nieuwe leuzen worden aangeplakt, Goebbels komt een paar keer spreken en in de bioscopen draaien propagandafilms.
Ook het eten wordt minder. Op zondag probeert Willem nog wel eens wat eten te scoren zonder bon in een zaak aan de Kurfurstendamm.
In augustus 1944 moeten de Nederlanders weer verkassen, van de Neue Jacobsstrasse naar een barakkenlager in Schöneweide, een voorstad 15 kilometer ten zuidwesten van het centrum. Nu breekt er een zeer slechte tijd aan, aldus mijn vader in zijn verslag. In de barakken, door Albert Speer zelf ontworpen, wonen honderden dwangarbeiders van een stuk of vijftien nationaliteiten dicht op elkaar. Vlooien, luizen en ander ongedierte hebben er de tijd van hun leven. Het eten is belabberd. En als de koude Berlijnse winter aanbreekt worden de barakken slechts mondjesmaat verwarmd.
Dokumentationszentrum
Er waren honderden van dit soort barakken in Berlijn. De meeste ervan zijn, niet onbegrijpelijk, verdwenen. Maar toevallig staan er in Schöneweide nog een stuk of tien en is daarin sinds 2006 het Dokumentationszentrum NS-Zwangsarbeit gevestigd. Waarbij NS uiteraard niet staat voor Nederlandse Spoorwegen maar voor National-Sozialismus.
In een van de barakken is een tentoonstelling over de dwangarbeiders tijdens de oorlogsjaren. Gratis toegankelijk, erg mooi ingericht, met veel foto’s en met verhalen van dwangarbeiders uit veel verschillende landen. De Duitsers proberen de zwarte bladzijden uit hun verleden niet weg te moffelen.
Gradaties
Ook wordt duidelijk gemaakt dat er gradaties waren in de ellende, afhankelijk van de afkomst van de dwangarbeiders. West-Europeanen als Willem werden nog relatief goed behandeld. Oost-Europese dwangarbeiders kregen veel minder loon, mochten niet zelfstandig de stad in en hadden bij bombardementen geen toegang tot de schuilkelder.
Of mijn vader echt in dit kamp heeft gewoond valt niet te zeggen, want ook in Schöneweide waren er al een stuk of vijf. Maar het maakt wel indruk om hier rond te lopen. Al is het op een mooie voorjaarsdag in vredestijd, met een goedgevulde maag, natuurlijk nog steeds lastig om je de omstandigheden van tachtig jaar geleden voor te stellen.
Brandende stad
In oktober 1944 is er, tijdens kantoortijd, zo’n zwaar bombardement dat het halverwege de middag donker is vanwege de rook. De S-bahn rijdt niet meer; om “thuis” te komen in Schöneweide is Willem drie uur onderweg door de brandende stad, deels lopend, deels meeliftend met een vrachtwagen.
In dezelfde tijd laat hij tijdens een Luftschutzwache per ongeluk een schrijfmachine van de trap vallen die daarna in duizend stukjes beneden ligt. De volgende dag wordt dat natuurlijk ontdekt en wordt Willem beschuldigd van sabotage. Het is te danken aan een paar Duitse collega’s die een goed woordje voor hem doen dat de zaak met een sisser afloopt. Anders was ik misschien niet eens geboren.
Met de kleding is het inmiddels droevig gesteld. Na lang aandringen zorgt de bank ervoor dat Willem een nieuwe broek krijgt. Van een collega krijgt hij een paar goede schoenen. Een verzoek om verlof, om in Nederland kleren te gaan halen, wordt afgeslagen. Men is waarschijnlijk bang, niet helemaal ten onrechte, dat hij dan niet meer terug zal komen.
Kerstmis 1944
Kerstmis wordt “gevierd” in het kamp. Eerst zingt een geïmproviseerd zesmans zangkoortje een paar kerstliederen. De rest van de avond wordt er jazz gespeeld. Blijkbaar zijn er nog muziekinstrumenten of afspeelapparatuur voorhanden en blijkbaar tolereert de kampleiding die “entartete”muziek, maar mijn vaders verslag geeft verder geen details.
De hoop is dat 1945 het einde van de oorlog zal brengen maar het nieuwe jaar begint slecht. Willem is ziek en ligt zonder verzorging op bed met als gezelschap vlooien en luizen. Bovendien dringen de berichten over de hongerwinter in Nederland tot Berlijn door. En ook in het kamp zelf is nog maar weinig te eten. Verder voeren de Duitsers steeds meer beperkende maatregelen in; zo is er een speciaal Ausweis nodig om nog met de S-Bahn te kunnen reizen.
De Russen
In maart 1945 zijn voor het eerst Russische kanonnen te horen. Het Rode Leger is op dat moment bij Frankfurt aan de Oder, zo’n 65 kilometer ten oosten van Berlijn. Het gedreun wordt elke dag luider.
Het werk bij de bank is dan al gestopt. Willem draagt, om aan eten en sigaretten te komen, koffers van vluchtelingen die uit het oosten naar Berlijn komen, uit angst voor de Russen.
Rond 20 april zijn de Russen het oosten van Berlijn dicht genaderd. De kampleiding vlucht en er ontstaat een ware veldslag tussen de overgebleven bewoners om nog wat van de resterende levensmiddelen te bemachtigen. Veel bewoners vertrekken uit het kamp naar het centrum. Willem en anderen besluiten te blijven en dat blijkt achteraf gezien de beste keus te zijn.
De kampbewoners zitten twee dagen lang in een schuilloopgraaf tussen de barakken, terwijl de granaten, bestemd voor Berlijn, over hen heen gieren. Op 23 april wordt het kamp door de Russen bevrijd.
In het centrum van de stad is de strijd echter nog lang niet voorbij. De Duitsers verdedigen iedere straat en ieder huis. In Schöneweide maken Willem en de andere kampbewoners jacht op kippen en konijnen, om eindelijk weer eens wat vlees te eten te hebben.
Na een week worden de kampbewoners door de Russen verhuisd naar een verzamellager in Friedrichsfelde. Daar moeten ze paaltjes slaan en prikkeldraad spannen; in dat kamp zullen later SS-ers opgesloten worden. De Russen zorgen wel voor goed eten: meestal soep met veel vlees en brood. Een paar keer dient er, ter bezegeling van de vriendschap, wodka gedronken te worden, één keer zelfs op de nuchtere maag.
Op 2 mei vernemen Willem en de anderen dat Berlijn gecapituleerd heeft voor de legers van generaal Zjoekov; op 7 mei volgt de onvoorwaardelijke overgave van alle Duitse strijdkrachten en is de oorlog in Europa voorbij.
Naar huis
Natuurlijk willen de voormalige dwangarbeiders zo snel mogelijk terug naar huis, maar de Russen maken geen haast; zij hebben die eerste weken andere prioriteiten. Pas na anderhalve maand worden Willem en zijn lotgenoten, na ontluisd te zijn, met vrachtauto’s naar Magdeburg gereden. Nog eenmaal rijden ze dwars door Berlijn: het is een grote puinhoop.
In Magdeburg worden ze overgenomen door de Amerikanen. Twee dagen later reizen ze met een bomvolle en langzaam rijdende goederentrein naar Maastricht. Daar is een repatriëringscentrum ingericht waar Willem uiteindelijk nog tien dagen moet blijven. Zo dicht bij Rotterdam en nog steeds niet naar huis. Maar de Nederlandse overheid wil de dwangarbeiders scheiden van degenen die uit vrije wil naar het oosten zijn afgereisd.
Op 6 juli 1945 belt Willem aan bij zijn ouders in de Goereeschestraat in Charlois, ruim twee jaar na zijn vertrek vanaf het Maasstation.
Meer lezen over dwangarbeid in Duitsland tijdens de Tweede Wereldoorlog:
Dwangarbeid – deel van de Duitse én Nederlandse geschiedenis
Dwangarbeid tijdens de WO2 – een bezoek aan een werkkamp
Dwangarbeiders in de Duitse oorlogseconomie tussen 1939 en 1945 : Een overzicht
Ondertussen blijft het wonderlijk dat die hoofdstad van het Derde Rijk, waar mijn vader zo’n rottijd heeft gehad, tachtig jaar later zo’n leuke, relaxte stad geworden is. De geschiedenis keert gelukkig ook wel eens ten goede.